BEMIDDELING begint waar MENSEN BEREID zijn HUN WAARHEID naast die van een ANDER te LEGGEN

Auteur: 

  • Eddy
EDDIS
16/05/25

Vrijdag FILOSOFIE

De vier vragen van Kant en mijn passie voor familiebedrijven

Het idee om mijn professionele passie – de opvolging in familiebedrijven – te benaderen vanuit de vier filosofische vragen van Immanuel Kant, was voor mij een boeiende uitdaging. Deze denkoefening nodigt uit tot meer dan alleen reflectie; ze opent ook de deur naar een diepere inkijk in mijn engagement als familiebedrijfsadviseur, bemiddelaar én familiale ondernemer met ervaringsbagage.
Kants vier vragen bieden een helder, maar verrassend rijk kader voor wie op zoek is naar betekenis, richting en verbinding – ook binnen het complexe landschap van familiebedrijven.

Voel je vrij om zelf ook te reflecteren en je eigen antwoorden te formuleren op deze vier vragen. Ik kijk er met een open geest en grote belangstelling naar uit om te lezen wat bij jou leeft.

1. Wat kan ik kennen?
In mijn werk als familiebedrijf adviseur bevind ik mij op het snijvlak van feiten, emoties, interpretaties en perspectieven. In elke opvolging ontdek ik telkens opnieuw hoe weinig we écht weten — van elkaar, van onszelf, van de onderstroom. Wat ik kan kennen, is nooit absoluut: ik verzamel cijfers, ik zie familiegeschiedenissen, ik hoor verhalen en detecteer spanningen. Maar daaronder stroomt een rijk systeem van dynamieken: loyaliteiten, oude rekeningen, diepgewortelde verlangens en angsten. De werkelijke kennis zit dus onder de ijsberg – in dat wat niet wordt uitgesproken maar des te sterker leeft. Kennis is niet louter rationeel; het is vooral relationeel.  Ik kan leren begrijpen hoe verschillende generaties de continuïteit van het familiebedrijf beleven. Wat ik ten volle kan ‘kennen’ is de complexiteit zelf – en het belang van luisteren, vertragen en verbinden.  Het geheel te zien: de mens én de onderneming, de feiten én de gevoelens, het verleden én de toekomst

2. Wat moet ik doen?
Mijn plicht is meervoudig: professioneel en moreel. Ik moet luisteren. Meerzijdig partijdig zijn. Zowel de opvolger als de overdrager in hun waardigheid erkennen. Ik moet het familiebedrijf begeleiden naar continuïteit, maar ook naar harmonie en rust. Ik moet een klankbord zijn, een bemiddelaar, een wake-up call soms, of een spiegel. Ik moet de juiste vragen stellen, ook als ze moeilijk zijn. Ik moet ook structuur bieden — juridisch, fiscaal, strategisch — én ruimte laten voor het niet-weten. En ik moet bijdragen aan een proces waarin niet enkel het bedrijf, maar ook de familie als gemeenschap verder kan groeien. Ik moet een gezamenlijke rechtvaardigheid zoeken in een context waar objectiviteit zelden volstaat. En ik moet geduldig zijn: voor elke generatie verloopt het ritme anders. Ik moet ook tijdig ‘hulp’ vragen van collega’s familiebedrijf adviseurs waar de complexiteit een gespecialiseerd team vereist. 

3. Wat mag ik hopen?
Ik hoop dat families niet alleen een overdracht regelen, maar een overgang positief beleven. Op families die durven vertragen om elkaar opnieuw te ontmoeten. Dat ze elkaar beter leren verstaan, dat ze ruimte maken voor dankbaarheid en waardering, dat ze rituelen creëren die betekenis geven aan verandering. Ik hoop op overgangen die helen in plaats van breken. Ik hoop dat het familiebedrijf niet slechts wordt doorgegeven als een structuur, maar als een levend verhaal. Ik hoop dat de volgende generatie zich niet verplicht voelt, maar geroepen. En ik hoop dat mijn werk hen helpt om in hun familiebedrijf ook een thuis (bedrijfsfamilie) te blijven vinden.

4. Wat is de mens?
De mens in het familiebedrijf is méér dan stichter, aandeelhouder, werknemer, partner van of erfgenaam. Hij is vooral kind, ouder, partner, dromer, rouwende. De mens is een betekeniszoeker, een bruggenbouwer en een kwetsbaar wezen. De mens is verdeeld tussen loyaliteit en autonomie, tussen verleden en toekomst. Hij zoekt betekenis, niet alleen rendement. Hij worstelt met loslaten, of met vasthouden wat niet meer past. De mens als afwezige ondernemende ouder. De overlater die het zwarte gat te gemoed ziet. De jonge mens die worstelt met torenhoge verwachtingen en uitdagingen. De mens die tegelijk rationeel én emotioneel, erfgenaam én vernieuwer is. Ons werk draait om de mens in al zijn dimensies te ondersteunen, te begeleiden. Maar bovenal is de mens relationeel: gevormd door banden, gewond door banden, genezen door banden. In die mens geloof ik.

Naschrift
Niet alles wat geteld kan worden, telt. En niet alles wat telt, kan geteld worden.
Maar als we durven kijken — boven én onder de ijsberg — kunnen we begeleiden wat van generatie op generatie menselijk blijft: het verlangen naar verbondenheid.

Aantal keer bekeken

42